zaterdag 18 mei 2013

Kracht die verbindt


Er was eens een stadje aan een rivier. Het lag daar vredig tegen het water geplakt, terwijl het water rustig voort kabbelde. Een mooi oud stadje was het.
Maar de mensen in het stadje hadden hun deuren dicht en de gordijnen ook. Sommige huizen hadden zelfs van die rolluiken die ze maar zelden omhoog deden.. Een enkeling had zijn vensterbank volgebouwd met geraniums, maar wel zo, dat je niet naar binnen kon kijken.
Het was ieder voor zich in dit stadje…
Het was er stil op straat. Er speelden haast geen kinderen buiten.
Er waren wel clubjes, mensen die bij elkaar kwamen in gebouwtjes of kerken.. maar dan ging de deur op slot zodra ze allemaal binnen waren. Zodat er maar niemand spontaan binnen zou stappen.
Achter sommige voordeuren was het best knus en gezellig.
Maar er waren ook mensen die alleen zaten. Oudere mensen alleen aan tafel. Kinderen die niemand hadden om mee te spelen.


Waren de mensen ongelukkig in dat stadje?
Misschien wisten ze niet beter.. 
Het was ieder voor zich in dit stadje..

Maar er kwam een dag, dat er vreemdeling de stad binnenwandelde.
Het viel niemand op.. natuurlijk niet, want ze zaten allemaal veilig achter hun voordeur.
En hij was ook niet opvallend. Op het eerste gezicht niets bijzonders, gewoon een man.. niet heel jong, niet heel oud..
Hij liep door de verlaten straten. Ergens schoot iemand een hoek om, er sloeg een deur dicht. Een kind gluurde door een kiertje tussen gordijnen . 

De vreemdeling liep door de straten, onopvallend.
Maar met zijn komst was de wind opgestoken in het stadje.
Door de poorten, van alle kanten waaide het naar binnen.
Het was geen gewone wind, maar een warme wind. Die de geur van seringen meebracht en van fluitekruid en versgemaaid gras....
Het was een sterke wind die door de straten stoof. Geen flauw briesje maar een krachtige wind.
Het vuil dat was blijven liggen werd weggeblazen.
De wind rukte aan dichte luiken en rammelde aan gesloten deuren. Waar een raam op een kiertje stond waaiden de gordijnen als vlaggen naar buiten. Er dwarrelde overal losgeraakte blaadjes van bomen door de lucht. De katten op straat renden er al achteraan..
De wind kroop door de kieren die niet dichtgestopt waren en kwam de huizen binnen, en de gebouwtjes en de kerkjes.

De kinderen merkten het het eerst. En vroegen of ze naar buiten mochten. Ze wilden de straat op.. daar gingen ze al. Ze speelden met de wind, lieten zich er bijna door omver blazen en dansten door de straten..  Ze speelden samen met de wind.. samen..
De ouderen volgden, aarzelend, voorzichtig.. er ging hier en daar een deur open. Op een kiertje. Een rolluik een stukje omhoog, een luik open..
Maar voor ze het wisten was de deur helemaal opengevlogen, er was geen houden aan.
De mensen werden naar buiten geblazen. De straat op. De een na de ander.

En die vreemdeling.. hij liep met de kinderen de straten door. Huppelde met de wind mee en zocht naar dichte deuren.. waar alles nog potdicht zat, klopten ze aan .. …Er gingen steeds meer deuren open.
In dat stadje aan de rivier waaiden de angsten van de mensen één voor één weg..  door de lucht vlogen, over de muur van de stad, richting de rivier.. weg.. En iedereen vroeg zich af, waarom ze ook alweer zo angstvallig binnen waren gebleven..

Nu alles open stond zagen ze ineens wie er naast hen woonde
Die buurman, wiens vrouw al jaren geleden overleden was, maar wiens verdriet nog niet over was. Het buurmeisje dat zo graag iemand wilde spelen.
De wind waaide buren die elkaar niet kenden met al haar kracht naar elkaar toe.

En die vreemdeling..? Hij ging ongemerkt weer weg.

En in het stadje gingen er ook weer deuren dicht, en soms zelfs op slot.
Maar.. steeds als weer de wind opsteekt, en de luiken gaan klapperen, de deuren openvliegen, dan herinneren de mensen het zich weer… De kinderen gaan naar buiten en weten weer  dat ze kunnen spelen met de wind. Samen.
En grote mensen laten de deuren openwaaien en zitten op straat, samen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten